donderdag 8 september 2011

Jaaropening Christelijke Studentenverenigingen















Op initiatief van de christelijke studentenverenigingen C.S.F.R en GSVA was er op woensdag 7 september in de Jeruzalemkerk een jaaropening voor christelijke studenten. Mij was gevraagd een praatje te houden over het leven in de grote stad. Wat komt er dan op je afen wat betekent dat voor je geloof? Daarna gingen de ongeveer honderd studenten met elkaar in debat. Hieronder is mijn verhaal nog eens terug te lezen.

Leden en aspirant-leden van Ichthus, NSA, C.S.F.R. en GSVA,

Het is me een eer en genoegen jullie hier te mogen toespreken. Mijn naam is Ranfar Kouwijzer. Ik ben studentenpredikant, verbonden aan de Protestantse Kerk Amsterdam en in het bijzonder aan de Jeruzalemkerk, waar we nu zijn. Het is mijn werk om de kerk te representeren in de wereld van het Hoger Onderwijs en om zoveel mogelijk Amsterdamse studenten een ervaring met de kerk te bieden. Ik richt me daarbij zowel op buiten- als op binnenkerkelijke studenten. Zo’n ervaring kan zijn: een bijbelcursus, een reis, een debat, een lezing of een pastoraal gesprek. Binnenkort beginnen we in samenwerking met Debatcentrum de Balie aan een filmreeks met inhoudelijke voorbespreking over christelijke thema’s in de vertoonde films. Vanavond is mij gevraagd iets te zeggen over het leven in de grote stad en wat er dan op je afkomt en wat dat betekent voor je geloof.

Ontkerkelijking
In mei van dit jaar was er in de Amerikaanse stad Dallas een wetenschappelijk congres over ontkerkelijking. Eén van de conclusies was dat secularisering in sommige landen niet meer te stoppen is. Wat blijkt namelijk? Zodra gelovigen in een minderheidspositie terecht zij gekomen, gaat de ontkerkelijking extra hard. De groep ongelovigen wordt steeds groter en daarmee ook belangrijker en machtiger. En voor veel mensen is het aantrekkelijk om bij de groep te horen die groot en belangrijk en machtig is. Wij horen graag bij meerderheden. Zo zijn we gebakken. Dat is comfortabel en voelt het makkelijkste. In Nederland is 60% van de bevolking nog min of meer religieus. Dat is nog een meerderheid. Maar voor Amsterdam gaat dat niet op. Hier maak je als gelovige deel uit van een kleine minderheid. En dat is riskant.
De meeste mensen vinden het niet fijn om een minderheid te zijn, dat is verwarrend en bedreigend. En dus loop je in Amsterdam het risico om van je geloof te vallen. Mensen passen zich aan aan de meerderheid. Wie gelovig is omdat het erbij hoort, zal er hier mee ophouden. Want hier hoort het er niet bij. Christen zijn in Amsterdam is niet makkelijk. Je moet er een origineel mens voor zijn.

Wijsheid
Hoe doe je dat nou en hoe hou je dat vol – als minderheid? Daar is veel geestelijks over te zeggen. Over het gebedsleven, Bijbelstudie, zang, kerkgang en al dat andere dat je bekrachtigt en voedt. Dat is de kern. Daar moet je het van hebben, daar wordt je geloof opgebouwd. Maar vanavond wil ik het hebben over wat meer praktische zaken. Hoe geef je dat vorm, christen-zijn in deze stad? Wat is daarin wijsheid?
Allereerst: jullie zijn lid van een christelijke studentenvereniging en van een kerkelijke gemeente. Dat is als het ware jullie geestelijke huis. Het contact en de vriendschappen bij je vereniging helpen je om het goed te hebben in deze stad. Het is een plek waar je even ‘onder ons’ kunt zijn. Waar anderen je begrijpen als je zegt dat je christelijk bent, in plaats van je meewarig aankijken. Het is een omgeving die veilig is. Studentenverenigingen zijn plaatsen waar gemeenschap gevierd wordt, je elkaar bemoedigt, troost, vermaant en erbij houdt. Christelijke studentenverenigingen kunnen zonder meer een gestalte zijn van de kerk. Het is een zegen dat deze verenigingen er zijn. De mensen die voor het voortbestaan van de verenigingen zorgen – jullie besturen en commissieleden, doen goed werk.

Sodom en Gomorra
Wie zich zou beperken tot de christelijke vereniging, de kerk en christelijke vrienden, doet zichzelf te kort. De buitenwereld is meer dan kommer en kwel, Sodom en Gomorra en gevaarlijke bedreigingen. Dit is Amsterdam, een heerlijke stad, die bevolkt wordt door geweldige mensen. Al die terrasjes, de mooie huizen, de lichtjes ’s avonds laat op het plein - niemand kan zich beter wensen, dan een Amsterdammer te zijn. En bovendien: het is een stad die deel uitmaakt van Gods wereld en die we alleen al om die reden niet mogen afschrijven.

Ik zeg: maak ook contact met die stad, met de seculiere cultuur, met de denkwereld van de mensen hier. Het zijn je medestudenten, je docenten, je buren, je toekomstige collega’s, klanten of patiënten. Mensen die je wilt leren kennen, kortom. Als je hier wilt slagen zul je de taal moeten leren spreken die hier vertaan wordt, zul je moeten leren ontdekken wat de stad aan verrassends te bieden heeft. Het gesprek met al die mensen is niet per se makkelijk. Het is bij tijd en wijle misschien zelfs wat onveilig, je geloof zal zeker bevraagd en beproefd worden, maar je kan er sterker uitkomen.

De mensen in deze stad zullen je aanspreken en bevragen op je geloof. Waarom doe je dat? Waar is dat voor? Klopt dat wel? Ze zijn kritisch, nieuwsgierig en eigenwijs – en ze laten zich geen knollen voor citroenen verkopen. Maar zie het ook als een kans. Amsterdammers zijn open. Er is in deze stad plaats voor heel veel verschillende mensen. Je zult merken dat er ook oprechte interesse bestaat voor wie jij bent en voor het feit dat je gelovig bent. Je raakt bevriend met mensen en die willen het echt weten: wat geloof jij dan, waar sta jij dan voor? En dan kom je er alleen als je oprechte antwoorden kunt geven. Als je je eigen woorden weet te vinden en zaken deelt die je je echt eigen hebt gemaakt. Je komt er niet met: ‘dat is nou eenmaal zo’, ‘zo denken wij hier nou eenmaal’, ‘stel nou maar niet te veel vragen’.
Soms zal het je vermoeien, al die grote vragen die je op je afkrijgt. “Maar hoe zit het dan met God en het kwaad?” “En hoe zit het dan met iemand op een eiland die nog nooit van Jezus heeft gehoord?” “Denk jij dat ik naar de hel ga omdat ik niet gelovig ben?” Vragen waar je niet altijd zin in hebt. En jouw argumenten en redeneringen zullen lang niet altijd gevolgd worden. “Ja, je zegt nu wel dat dat in de bijbel staat, maar neem je alles wat in de bijbel staat letterlijk? Geloof je ook dat de aarde plat is?” Gesprekken waar je soms niet uitkomt. Doodvermoeiend.
En tegelijk is dat ook prachtig: je zult er mee bezig moeten zijn. Je zult je hersens moeten gebruiken. En dus kun je in Amsterdam ook groeien in geloof – het doorleefder en eigener laten worden.

Zendeling
Coralien, praeses van C.S.F.R., zei: ‘Ik heb in zo’n situatie van allemaal vragen wel eens wat boekjes uitgedeeld. Maar dat werkte helemaal niet. Ik denk dat dat komt omdat het niet mijn eigen woorden zijn.' Ik denk dat ze daarin gelijk heeft. Mensen zijn in haar geïnteresseerd. Mensen zijn in jou geïnteresseerd. Jij bent hun poort naar kennis van het geloof. De paradox van de onkerkelijke stad is dat je, of je het nou wilt of niet, een soort zendeling zult zijn. Veel mensen in deze stad kennen god noch gebod. Ze zijn er simpelweg nooit mee in aanraking gekomen. Ze weten er niks van.

- “O u bent dominee? Bent u dan ook katholiek?”
- “O jij bent gelovig – gaan jullie dan ook met paard en wagen naar de kerk?”
- “Als je christelijk bent mag je toch geen bier drinken?”

Ze denken het echt. Jij bent hun kans om iets van het geloof te leren kennen. Je bent een christen in heidens gebied. Denken ze aan een christen, dan denken ze aan jou. Dat is dus een enorme missionaire uitdaging. Jij kan hier verschil maken. Door een geloofwaardige getuige te zijn. En je kunt alleen maar een geloofwaardige getuige zijn als je je verdiept in de mensen met wie je omgaat, als je hun leven deelt. Als je dat doet ga je dingen begrijpen, dingen overnemen. Iedere zendeling verliest ook iets van het geloof waar hij mee kwam. Grenzen worden wat vager. Je kunt ook zeggen: de uiterlijke kant van het geloof gaat er minder toe doen. De kern wordt belangrijker. Paulus kon heel veel rituelen en gebruiken overboord zetten toen hij de heidenen in Griekenland en Klein-Azië wilde bereiken. Uiteindelijk gaat het niet om al dan niet varkensvlees eten, besneden zijn of de sabbath houden. Onze tijd en ons geloof kent ook van die uiterlijkheden. En die zullen sneuvelen.

Tegoed
Helemaal spannend wordt het als je de stad niet alleen ziet als een bedreiging of een zendingsgebied, maar als een plaats met haar eigen tegoed. Als een plek waar gedachten en inzichten ontwikkeld worden die ten goede zijn – ook voor je geloof. Jesse – abactis van C.S.F.R. - noemde dat het hem getroffen had dat in deze stad zoveel mensen, gelovig of ongelovig, vrijwilligerswerk doen. Ze delen eten uit in de voedselbank, bezoeken mensen zonder papieren in de vreemdelingengevangenis, koken soep voor verslaafden. Het lijken wel de werken van barmhartigheid. In deze stad is de marge zichtbaar. Je wordt geconfronteerd met zwervers, vreemdelingen, mensen die in de war zijn. Het lijken wel Nieuwtestamentische taferelen. In de zorg om de naaste gaat de stad je voor. En zo zijn er andere terreinen. Dingen waarin het gedachtegoed van de stad iets positiefs bij te dragen heeft aan jouw geloof. Onderzoek alles en behoudt het goede.

In de wereld, maar niet van de wereld
Deze stad kreeg ooit de eretitel Mokum. Die kreeg ze van Portugees-Joodse vluchtelingen. Mokum betekent plaats, plek, stad. Het is de plaats waar recht wordt gedaan, waar je recht op je voeten kunt staan. Amsterdam gunt je je andersheid. Dat is het wezen van deze stad. Iedereen is hier komen aanwaaien. Iedereen is welkom, mits je een ander ook zijn of haar positie gunt. Het is in dat opzicht ook niet moeilijk om hier christen te zijn. Je kunt er zelfs waardering en respect voor krijgen. “Goed dat jij iets gelooft. Prachtig dat jij nog ergens voor staat.” Mensen kunnen zelfs een beetje jaloers zijn. Op voorwaarde dat je integer en oprecht bent. Dat ze kunnen voelen en proeven dat het echt iets van jou is – en niet een opgelegd of aangeleerd trucje.

Ooit is het Christendom begonnen als een minderheidsgeloof. Kennelijk kan het wel: van iets kleins naar iets groots. Daarom is die waarheid van die sociologen uit Amerika ook niet de laatste waarheid. Uit de vroege traditie van de kerk is een document overgeleverd waar we als christenen ongelofelijk trots op kunnen zijn. Het is een brief uit 150 na Christus van een onbekend gebleven auteur aan een zekere Diognetus. De briefschrijver legt aan Diognetus uit wat christenen eigenlijk voor soort mensen zijn. Ik citeer: 'Christenen onderscheiden zich niet van andere mensen door taal, vaderland of kledij. Zij wonen immers nergens in aparte steden, gebruiken geen afwijkend dialect en leven geen uitzonderlijk leven. Zij wonen in steden van Grieken en barbaren en zij leven volgens de mores van het land, wat betreft kleding, voeding en andere levensomstandigheden, en geven zo blijk van een verwonderlijk en naar aller mening paradoxaal burgerschap. Zij wonen in hun eigen vaderland, maar als vreemdeling; zij kwijten zich van hun burgerplichten en verdragen als vreemdeling alles. Ieder vreemd land is hun vaderland en ieder vaderland is een vreemd land. Zij trouwen als ieder ander maar leggen hun kinderen niet te vondeling. Zij delen hun tafel maar niet hun bed. Zij leven in het vlees maar niet naar het vlees. Zij wonen op aarde maar zijn thuis in de hemel. Zij gehoorzamen de heersende wetten, maar overtreffen ze in hun eigen leven. (...) In één woord, wat de ziel is voor het lichaam, dat zijn de christenen in de wereld. De ziel is verspreid over alle delen van het lichaam en de christenen over alle steden van de wereld. De ziel verblijft in het lichaam, maar is niet van het lichaam. Christenen zijn in de wereld maar niet van de wereld."

Dit soort christen-zijn wens ik jullie toe. Ik dank jullie voor je aandacht.

3 opmerkingen:

Anoniem zei

Beste Ranfar,

Mooi, interssant stuk (ook herkenbaar als je geen student bent, maar bijvoorbeeld al jaren werkzaam bent temidden van collega's die vooral NIET dezelfde christelijke tradities kennen of kenden, kortom waar je maar zelden op maandag de preek nog mee doorneemt).

Ik ben wel benieuwd naar de reacties, de antwoorden die jij dan van deze jonge studenten kreeg?

groet

Peter Stans
p.c.stans@hetnet.nl

Ranfar Kouwijzer zei

@Peter Stans, dank voor je reactie. Er was onder meer debat over de vraag of christelijke verenigingen meer missionair zouden moeten zijn (dwz als vereniging meer activiteiten voor anderen zouden moeten organiseren). Uitkomst: houd het maar persoonlijk. Als je als instituut opereert kom je al snel te massief over. En over de vraag hoe je nou onderscheidt tussen vorm en inhoud. Wanneer is iets vorm en kan je het loslaten (vergelijk Paulus en het varkensvlees) en wanneer hoort het echt tot de kern (vergelijk de christenen in de tijd van Diognetus die niet met iedereen in bed kropen)? Dat blijft een lastig punt omdat je weinig houvast hebt en omdat je in deze tijd misschien wel omgekeerde antwoorden moet geven ten opzichte van tweeduizend jaar geleden.

Anoniem zei

Een verhaal met veel liefde voor je publiek!